
Van chromosoom naar DNA. Beeld: NNID.
Van chromosoom naar een genenkaart
Uit de levensbeschrijvingen van voor 1900 is bekend dat seksediversiteit ook toen al lang bekend was. In die tijd was het bekijken van de genitaliën de enige manier om iemands geslacht vast te stellen (Rousseau 1980). Sindsdien is de technische kennis over het lichaam toegenomen, maar wat bleef is dat de kennis van het moment bepaalde wie man was en wie vrouw. Ondanks dat de toegenomen kennis steeds vaker bevestigde dat sekse geen dichotomie is, werd seksediversiteit minder geaccepteerd: met operaties die voorheen niet mogelijk waren, werden seksediverse mensen gedwongen zich in die denkbeeldige tweedeling in te passen. Daarbij was het uitgangspunt telkens weer dat artsen met de betere medische technologie konden zeggen wie echt een man of echt een vrouw was. En telkens weer toonde nieuwe kennis aan dat de oude inzichten onjuist waren.
De geschiedenis van het chromosoom maakt dat pijnlijk duidelijk:
Wie bovenstaande geschiedenis heeft doorgelezen, merkt dat de definitie van man en vrouw door de tijd heen sterk afhankelijk is van de stand van de techniek op dat moment.
Voordat er enige kennis was van chromosomen en genen, werd er gekeken naar de uitwendige genitaliën: penis = man, geen penis = vrouw. Voor 1900 was het toekennen van een geslacht aan een intersekse kind een juridisch en maatschappelijk probleem – in feite wist de arts net zo weinig over intersekse als bijvoorbeeld de rechter of de dominee. Maar met de nieuwe kennis over erfelijkheid, chromosomen, en gene, werden artsen de experts die iemands ware sekse kunnen bepalen. En naarmate de kennis toenam, nam ook de verwarring toe, want telkens het bepalen van iemands geslacht ingewikkelder dan verwacht:
Geslachtsbepaling door de jaren heen
- Voor
1900 - Naar het uiterlijk kijken
- Hoewel dit de eenvoudigste manier lijkt, is er veel overlapping tussen de geslachten. Dat mannen gemiddeld langer zijn dan vrouwen wil bijvoorbeeld niet zeggen dat iemand met een lengte van 1.80m een man is. Zelfs aan de hand van de vorm van de schedel of het bekken is het geslacht niet altijd met zekerheid te bepalen.
Penis = jongen, geen penis = meisje.2Mannen met het syndroom van Klinefelter hebben brede heupen die makkelijk als vrouwelijk kunnen worden gezien. Door de invloed van testosteron kan het lichaam van vrouwen met het Andreno Genitaal Syndroom mannelijke kenmerken hebben. Om die redenen is het lichaam geen goede indicator van het geslacht. - 1950
- Naar de gonaden kijken
- Omstreeks deze tijd kwam anesthesie voor kinderen beschikbaar. Hierdoor werd het mogelijk operaties uit te voeren en bij kinderen de geslachtsklieren te verwijderen. Met een microscoop kon dan worden bepaald of er sprake is van testiculair of ovarieel weefsel.
Testiculair weefsel = jongen, ovarieel weefsel is meisje.3De test is niet bruikbaar voor de bepaling van het geslacht omdat vrouwen met het Androgeen Ongevoeligheid Syndroom testes hebben én in verreweg de meeste gevallen een vrouwelijke lichaam en een vrouwelijke genderidentiteit hebben. - 1950
- Naar het Barr-lichaam kijken
- Als een cel meer dan één X-chromosoom bevat, worden de extra X-chrosomen gedeactiveerd. Het gedeactiveerde X-chromosoom in cellen is onder de microscoop zichtbaar als een donker vlekje dat genoemd is naar zijn ontdekker: het Barr-lichaampje.
Barr-lichaam = jongen, wel barr-lichaam = meisje.4De test is niet nauwkeurig genoeg om het geslacht vast te stellen omdat vrouwen met het Syndroom van Turner en het Androgeen Ongevoeligheid Syndroom geen Barr-lichaampjes hebben, terwijl mannen met het Syndroom van Klinefelter, sommige mannen met het Androgenitaal Syndroom en XX-chromosomen juist wel Barr-lichaampjes hebben. - 1957
- Naar een Y-chromosoom zoeken
- Hoewel als sinds 1890 bekend is dat mensen chromosomen hebben, staat pas sinds 1957 met zekerheid vast dat de mens 46 chromosomen heeft.
Wel Y-chromosoom = jongen, geen Y-chromosoom = meisje.5De test is niet geschikt om het geslacht te bepalen omdat bij verschillende vormen van seksediversiteit vrouwen een Y-chromosoom kunnen hebben. - 1990
- Naar een SRY-gen zoeken
- Een publicatie in 1990 introduceerde een nieuw gen dat met veel vertrouwen het SRY-gen werd genoemd: Sex determining Region Y (Sekse bepalende gebied [op het] Y-[chromosoom) (Sinclair 1990). Later bleek dat veel meer genen dan alleen het SRY-gen ebepalen of iemand een man of een vrouw wordt.
Wel een SRY-gen = jongen, geen SRY-gen = meisje.6De test is niet geschikt om het geslacht te bepalen omdat vrouwen met AOS ook een SRY-gen hebben, zonder dat ze kunnen vermannelijken. - 2011
- Hormoonniveaus meten
- Omdat alle eerdere methodes van geslachtsbepaling faalden, werd in 2011 (voetbalbond FIFA) en 2012 (IOC) voor een nieuwe aanpak gekozen: het testosteronniveau van vrouwelijke sporters mocht niet meer bedragen dan 10 nmol/l. Vrouwen met hyperandrogenisme mochten alleen aan wedstrijden voor vrouwen meedoen als zij zich medisch lieten behandelen om het testosteronniveau te verlagen.7In 2015 verloor de internationale atletiekfederatie IAAF een door de Indiase atlete Dutee Chand aangespannen rechtszaak bij het internationaal hof van arbitrage voor de sport (CAS) omdat niet wetenschappelijk kon worden aangetoond dat testosteron werkelijk zou bijdragen aan betere sportprestaties. Ondanks dat wordt inmiddels door de IAAF een nog lagere limiet van 5 nmol/l gehanteerd. Meer dan 10 nmol testosteron per liter bloed = jongen, minder dan 10nmol testosteron per liter bloed = meisje.8 De test is niet geschikt om iemands geslacht te bepalen omdat de gevoeligheid voor androgenen ook een rol speelt en bovendien veel overlap tussen mannen en vrouwen bestaat – in een onderzoek onder sporters bleek 16,5% van de mannen een zeer laag testosteronniveau te hebben, terwijl 13,7% van de vrouwen juist een hoog testosteronniveau had(Healy 2014).
- nu
